Informatie over het woord knorren (Nederlands → Esperanto: grunti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɔrə(n)/
Afbrekingknor·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) knor(ik) knorde
(jij) knort(jij) knorde
(hij) knort(hij) knorde
(wij) knorren(wij) knorden
(jullie) knorren(jullie) knorden
(gij) knort(gij) knordet
(zij) knorren(zij) knorden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) knorre(dat ik) knorde
(dat jij) knorre(dat jij) knorde
(dat hij) knorre(dat hij) knorde
(dat wij) knorren(dat wij) knorden
(dat jullie) knorren(dat jullie) knorden
(dat gij) knorret(dat gij) knordet
(dat zij) knorren(dat zij) knorden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knorknort
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knorrend, knorrende(hebben) geknord

Voorbeelden van gebruik

Nou, hoe noem je die knorrende beesten zolang zij op vier poten rondlopen?

Vertalingen

Catalaansgrunyir
Duitsgrunzen
Engelsgrunt
Esperantogrunti
Finsröhkiä
Fransgrogner
Spaansgruñir