Informatie over het woord doorslikken (Nederlands → Esperanto: gluti)

Synoniemen: inslikken, slikken, slokken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdorslɪkə(n)/
Afbrekingdoor·slik·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) slik door(ik) slikte door
(jij) slikt door(jij) slikte door
(hij) slikt door(hij) slikte door
(wij) slikken door(wij) slikten door
(jullie) slikken door(jullie) slikten door
(gij) slikt door(gij) sliktet door
(zij) slikken door(zij) slikten door
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) doorslikke(dat ik) doorslikte
(dat jij) doorslikke(dat jij) doorslikte
(dat hij) doorslikke(dat hij) doorslikte
(dat wij) doorslikken(dat wij) doorslikten
(dat jullie) doorslikken(dat jullie) doorslikten
(dat gij) doorslikket(dat gij) doorsliktet
(dat zij) doorslikken(dat zij) doorslikten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
slik doorslikt door
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
doorslikkend, doorslikkende(hebben) doorgeslikt

Voorbeelden van gebruik

Nadat hij met inspanning een hap erwten had doorgeslikt, verzocht hij zijn gastheer hem iets te drinken te geven.

Vertalingen

Afrikaansinsluk
Catalaansempassar‐se; englotir; engolir
Duitsschlingen; schlucken; hinunterschlucken; verschlucken; hinunterschlingen; verschlingen
Engelsswallow
Esperantogluti
Faeröersslúka; svølgja
Fransavaler
Portugeesengolir; tragar
Roemeensînghiți
Russischглотать
Saterfriessluuke; snukkopje
Spaansdeglutir; tragar
Tsjechischhltat; polknout; polykat; pozřít; spolknout
Welsllyncu