Informatie over het woord tieren (Nederlands → Esperanto: furiozi)

Synoniemen: foeteren, fulmineren, razen, uitvaren, tekeergaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtiːrə(n)/
Afbrekingtie·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tier(ik) tierde
(jij) tiert(jij) tierde
(hij) tiert(hij) tierde
(wij) tieren(wij) tierden
(jullie) tieren(jullie) tierden
(gij) tiert(gij) tierdet
(zij) tieren(zij) tierden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) tiere(dat ik) tierde
(dat jij) tiere(dat jij) tierde
(dat hij) tiere(dat hij) tierde
(dat wij) tieren(dat wij) tierden
(dat jullie) tieren(dat jullie) tierden
(dat gij) tieret(dat gij) tierdet
(dat zij) tieren(dat zij) tierden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tiertiert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
tierend, tierende(hebben) getierd

Voorbeelden van gebruik

„Het is een bende!” tierde hij overspannen.
„Het is een schande!” tierde heer Bommel, enig geld op de tafel werpend.

Vertalingen

Duitsstürmen; toben; rasen; wüten
Engelsrage
Esperantofuriozi
Faeröersleika á; leika í
Fransse déchaîner
Grieksαγριεύω
Russischбушевать