Informatie over het woord friseren (Nederlands → Esperanto: frizi)

Synoniem: kappen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/friˈzerə(n)/
Afbrekingfri·se·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) friseer(ik) friseerde
(jij) friseert(jij) friseerde
(hij) friseert(hij) friseerde
(wij) friseren(wij) friseerden
(jullie) friseren(jullie) friseerden
(gij) friseert(gij) friseerdet
(zij) friseren(zij) friseerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) frisere(dat ik) friseerde
(dat jij) frisere(dat jij) friseerde
(dat hij) frisere(dat hij) friseerde
(dat wij) friseren(dat wij) friseerden
(dat jullie) friseren(dat jullie) friseerden
(dat gij) friseret(dat gij) friseerdet
(dat zij) friseren(dat zij) friseerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
friseerfriseert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
friserend, friserende(hebben) gefriseerd

Vertalingen

Catalaansarrissar cabells
Duitsfrisieren
Engelscurl
Esperantofrizi
Faeröersgreiða; seta hárið
Franscoiffer; friser
Poolsfryzować; układać włosy
Portugeesfrisar
Saterfriesfrisierje
Spaansrizar