Informatie over het woord intrappen (Nederlands → Esperanto: frakasi)

Synoniemen: verbrijzelen, vermorzelen, verpletteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪntrɑpə(n)/
Afbrekingin·trap·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) trap in(ik) trapte in
(jij) trapt in(jij) trapte in
(hij) trapt in(hij) trapte in
(wij) trappen in(wij) trapten in
(jullie) trappen in(jullie) trapten in
(gij) trapt in(gij) traptet in
(zij) trappen in(zij) trapten in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) intrappe(dat ik) intrapte
(dat jij) intrappe(dat jij) intrapte
(dat hij) intrappe(dat hij) intrapte
(dat wij) intrappen(dat wij) intrapten
(dat jullie) intrappen(dat jullie) intrapten
(dat gij) intrappet(dat gij) intraptet
(dat zij) intrappen(dat zij) intrapten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trap intrapt in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
intrappend, intrappende(hebben) ingetrapt

Vertalingen

Catalaansdestroçar; destruir; trencar
Deensknuse
Duitszermalmen; zerschmettern; zertrümmern
Engelscrush; shatter; smash; dash; destroy
Esperantofrakasi
Faeröersknúsa; smildra; sora
Finsmurskata
Fransbriser; fracasser; réduire en miettes
Portugeesbritar; esmagar; quebrar
Saterfriesin Gruus slo; kuutbreeke
Spaansquebrantar; romper con estrépito
Srananmasi
Zweedskrossa