Informatie over het woord verslapen (Nederlands → Esperanto: fordormi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verslaap(ik) versliep
(jij) verslaapt(jij) versliep
(hij) verslaapt(hij) versliep
(wij) verslapen(wij) versliepen
(jullie) verslapen(jullie) versliepen
(gij) verslaapt(gij) versliept
(zij) verslapen(zij) versliepen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verslape(dat ik) versliepe
(dat jij) verslape(dat jij) versliepe
(dat hij) verslape(dat hij) versliepe
(dat wij) verslapen(dat wij) versliepen
(dat jullie) verslapen(dat jullie) versliepen
(dat gij) verslapet(dat gij) versliepet
(dat zij) verslapen(dat zij) versliepen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verslaapverslaapt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verslapend, verslapende(hebben) verslapen

Vertalingen

Duitsverschlafen; ausschlafen
Esperantofordormi