Informatie over het woord smoezen (Nederlands → Esperanto: flustri)

Synoniemen: fluisteren, lispelen, smoezelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsmuzə(n)/
Afbrekingsmoe·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) smoes(ik) smoesde
(jij) smoest(jij) smoesde
(hij) smoest(hij) smoesde
(wij) smoezen(wij) smoesden
(jullie) smoezen(jullie) smoesden
(gij) smoest(gij) smoesdet
(zij) smoezen(zij) smoesden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) smoeze(dat ik) smoesde
(dat jij) smoeze(dat jij) smoesde
(dat hij) smoeze(dat hij) smoesde
(dat wij) smoezen(dat wij) smoesden
(dat jullie) smoezen(dat jullie) smoesden
(dat gij) smoezet(dat gij) smoesdet
(dat zij) smoezen(dat zij) smoesden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
smoessmoest
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
smoezend, smoezende(hebben) gesmoesd

Voorbeelden van gebruik

Toch vertrouwde ze de zaak niet, want die vier hadden te lang in het hoekje zitten smoezen.
Wat staan jullie daar te smoezen?

Vertalingen

Catalaansxiuxiuejar
Deenshviske
Duitsflüstern; wispern; murmeln
Engelswhisper
Esperantoflustri
Faeröersteska
Finskuiskata
Franschuchoter
IJslandshvísla
Italiaansbisbigliare; sussurrare
Noorshviske
Papiamentskuchikuchi
Portugeescochichar; segredar
Saterfriesflisterje; flusterje
Schotswhisper
Spaanscuchichear
Sranansafri taki
Thaisกระซิบ
Tsjechischšeptat; šuškat
Zweedstissla; viska