Informatie over het woord verplegen (Nederlands → Esperanto: flegi)

Synoniemen: verzorgen, zorgen voor

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈpleɣə(n)/
Afbrekingver·ple·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verpleeg(ik) verpleegde
(jij) verpleegt(jij) verpleegde
(hij) verpleegt(hij) verpleegde
(wij) verplegen(wij) verpleegden
(jullie) verplegen(jullie) verpleegden
(gij) verpleegt(gij) verpleegdet
(zij) verplegen(zij) verpleegden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verplege(dat ik) verpleegde
(dat jij) verplege(dat jij) verpleegde
(dat hij) verplege(dat hij) verpleegde
(dat wij) verplegen(dat wij) verpleegden
(dat jullie) verplegen(dat jullie) verpleegden
(dat gij) verpleget(dat gij) verpleegdet
(dat zij) verplegen(dat zij) verpleegden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verpleegverpleegt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verplegend, verplegende(hebben) verpleegd

Voorbeelden van gebruik

Ze is opgenomen in een ziekenhuis en wordt afgezonderd verpleegd.

Vertalingen

Catalaansassistir malalts; gomboldar
Deenspasse; pleje
Duitspflegen
Engelsattend; nurse
Esperantoflegi
Finshoitaa
Franssoigner
Italiaanscurare
Latijnalere
Papiamentslidia
Poolspielęgnować
Portugeescuidar; tratar; zelar
Saterfriesbefläie; pleegje
Spaanscuidar
Westerlauwers Friesferpleegje
Zweedsansa; sköta; vårda