Informatie over het woord fiscus (Nederlands → Esperanto: fisko)

Synoniemen: thesaurie, belastingdienst, belastingen

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈfɪskəs/, /fɪsˈkɵs/
Afbrekingfis·cus
Geslachtmanlijk

Voorbeelden van gebruik

In 2012 kreeg hij een boete en naheffing van de fiscus vanwege een forse belastingontduiking.
De heer Bommel veroorlooft zich een grapje ten koste van de fiscus.
„Tot op zekere hoogte”, zei mevrouw Oliver en ze dacht aan de fiscus.

Vertalingen

DuitsFiskus; Staatskasse; Steuerbehörde
Engelstreasury; exchequer
Esperantofisko
Faeröersríkiskassi
Spaansfisco; tesoro público
Westerlauwers Friesfiskus