Informatie over het woord handhaven (Nederlands → Esperanto: firmteni)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɑntɦavə(n)/
Afbrekinghand·ha·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) handhaaf(ik) handhaafde
(jij) handhaaft(jij) handhaafde
(hij) handhaaft(hij) handhaafde
(wij) handhaven(wij) handhaafden
(jullie) handhaven(jullie) handhaafden
(gij) handhaaft(gij) handhaafdet
(zij) handhaven(zij) handhaafden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) handhave(dat ik) handhaafde
(dat jij) handhave(dat jij) handhaafde
(dat hij) handhave(dat hij) handhaafde
(dat wij) handhaven(dat wij) handhaafden
(dat jullie) handhaven(dat jullie) handhaafden
(dat gij) handhavet(dat gij) handhaafdet
(dat zij) handhaven(dat zij) handhaafden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
handhaafhandhaaft
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
handhavend, handhavende(hebben) gehandhaafd

Voorbeelden van gebruik

Het OV‐verbod op lijn 2 blijft dan ook gehandhaafd.
Het gerechtshof handhaafde daarmee de straf die een lagere rechter in januari 2012 had opgelegd.

Vertalingen

Engelsuphold
Esperantofirmteni