Informatie over het woord vijgeboom (Nederlands → Esperanto: figujo)

Synoniemen: ficus, vijg

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈvɛɪɣəbom/
Afbrekingvij·ge·boom

Voorbeelden van gebruik

Langs de oever stonden een paar forse vijgebomen die gedurende de zomer een alles doordringende zoete geur uitwasemden die ontelbare gonzende insecten aantrok.
De auto werd een eindje van de weg af gereden en uit het gezicht geparkeerd achter een bos wilde vijgebomen.

Vertalingen

DuitsFeigenbaum
Engelsfig‐tree
Esperantofigujo; figarbo
Fransfiguier
Italiaansfico
Jamaicaans Creoolsfig chrii
Latijnficus
Portugeesfigueira
SaterfriesFiegeboom
Spaanshiguera