Informatie over het woord smokwerken (Nederlands → Esperanto: faltarigi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) smokwerk(ik) smokwerkte
(jij) smokwerkt(jij) smokwerkte
(hij) smokwerkt(hij) smokwerkte
(wij) smokwerken(wij) smokwerkten
(jullie) smokwerken(jullie) smokwerkten
(gij) smokwerkt(gij) smokwerktet
(zij) smokwerken(zij) smokwerkten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) smokwerke(dat ik) smokwerkte
(dat jij) smokwerke(dat jij) smokwerkte
(dat hij) smokwerke(dat hij) smokwerkte
(dat wij) smokwerken(dat wij) smokwerkten
(dat jullie) smokwerken(dat jullie) smokwerkten
(dat gij) smokwerket(dat gij) smokwerktet
(dat zij) smokwerken(dat zij) smokwerkten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
smokwerksmokwerkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
smokwerkend, smokwerkende(hebben) gesmokwerkt

Vertalingen

Esperantofaltarigi