Informatie over het woord invlechten (Nederlands → Esperanto: enplekti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪnvlɛxtə(n)/
Afbrekingin·vlech·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vlecht in(ik) vlocht in
(jij) vlecht in(jij) vlocht in
(hij) vlecht in(hij) vlocht in
(wij) vlechten in(wij) vlochten in
(jullie) vlechten in(jullie) vlochten in
(gij) vlecht in(gij) vlocht in
(zij) vlechten in(zij) vlochten in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) invlechte(dat ik) invlochte
(dat jij) invlechte(dat jij) invlochte
(dat hij) invlechte(dat hij) invlochte
(dat wij) invlechten(dat wij) invlochten
(dat jullie) invlechten(dat jullie) invlochten
(dat gij) invlechtet(dat gij) invlochtet
(dat zij) invlechten(dat zij) invlochten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vlecht invlecht in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
invlechtend, invlechtende(hebben) ingevlochten

Vertalingen

Duitsumschlingen
Esperantoenplekti