Informatie over het woord ingroeien (Nederlands → Esperanto: enkarniĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪŋɣrujə(n)/
Afbrekingin·groei·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) groei in(ik) groeide in
(jij) groeit in(jij) groeide in
(hij) groeit in(hij) groeide in
(wij) groeien in(wij) groeiden in
(jullie) groeien in(jullie) groeiden in
(gij) groeit in(gij) groeidet in
(zij) groeien in(zij) groeiden in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ingroeie(dat ik) ingroeide
(dat jij) ingroeie(dat jij) ingroeide
(dat hij) ingroeie(dat hij) ingroeide
(dat wij) ingroeien(dat wij) ingroeiden
(dat jullie) ingroeien(dat jullie) ingroeiden
(dat gij) ingroeiet(dat gij) ingroeidet
(dat zij) ingroeien(dat zij) ingroeiden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ingroeiend, ingroeiende(zijn) ingegroeid

Vertalingen

Esperantoenkarniĝi