Informatie over het woord inblazen (Nederlands → Esperanto: enblovi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪmblazə(n)/
Afbrekingin·bla·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) blaas in(ik) blies in
(jij) blaast in(jij) blies in
(hij) blaast in(hij) blies in
(wij) blazen in(wij) bliezen in
(jullie) blazen in(jullie) bliezen in
(gij) blaast in(gij) bliest in
(zij) blazen in(zij) bliezen in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) inblaze(dat ik) inblieze
(dat jij) inblaze(dat jij) inblieze
(dat hij) inblaze(dat hij) inblieze
(dat wij) inblazen(dat wij) inbliezen
(dat jullie) inblazen(dat jullie) inbliezen
(dat gij) inblazet(dat gij) inbliezet
(dat zij) inblazen(dat zij) inbliezen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
blaas inblaast in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
inblazend, inblazende(hebben) ingeblazen

Vertalingen

Duitshineinblasen
Esperantoenblovi
Fransinspirer