Informatie over het woord emanciperen (Nederlands → Esperanto: emancipi)

Synoniemen: mondig verklaren, ontvoogden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/emɑnsiˈperə(n)/
Afbrekingeman·ci·pe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) emanicipeer(ik) emancipeerde
(jij) emanicipeert(jij) emancipeerde
(hij) emanicipeert(hij) emancipeerde
(wij) emanciperen(wij) emancipeerden
(jullie) emanciperen(jullie) emancipeerden
(gij) emanicipeert(gij) emancipeerdet
(zij) emanciperen(zij) emancipeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) emancipere(dat ik) emancipeerde
(dat jij) emancipere(dat jij) emancipeerde
(dat hij) emancipere(dat hij) emancipeerde
(dat wij) emanciperen(dat wij) emancipeerden
(dat jullie) emanciperen(dat jullie) emancipeerden
(dat gij) emanciperet(dat gij) emancipeerdet
(dat zij) emanciperen(dat zij) emancipeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
emanicipeeremanicipeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
emanciperend, emanciperende(zijn) geëmancipeerd

Vertalingen

Duitsemanzipieren
Engelsemancipate
Esperantoemancipi
Faeröersfría; loysa úr ófrælsi
Fransémanciper
Portugeesemancipar
Spaansemancipar
Tsjechischemancipovat; zrovnoprávnit