Synoniem: wegsteken
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈœy̯tsnɛi̯(d)ə(n)/ |
Afbreking | uit·snij·den |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) snij uit, snijd uit | (ik) sneed uit |
(jij) snijdt uit | (jij) sneed uit |
(hij) snijdt uit | (hij) sneed uit |
(wij) snijden uit | (wij) sneden uit |
(jullie) snijden uit | (jullie) sneden uit |
(gij) snijdt uit | (gij) sneedt uit |
(zij) snijden uit | (zij) sneden uit |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) uitsnijde | (dat ik) uitsnede |
(dat jij) uitsnijde | (dat jij) uitsnede |
(dat hij) uitsnijde | (dat hij) uitsnede |
(dat wij) uitsnijden | (dat wij) uitsneden |
(dat jullie) uitsnijden | (dat jullie) uitsneden |
(dat gij) uitsnijdet | (dat gij) uitsnedet |
(dat zij) uitsnijden | (dat zij) uitsneden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
snij uit, snijd uit | snijdt uit |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
uitsnijdend, uitsnijdende | (hebben) uitgesneden |
Catalaans | tallar |
---|---|
Esperanto | eltranĉi |
Portugees | talhar a massa |
Spaans | tallar |