Synoniem: uithouwen
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈœy̯tɦɑkə(n)/ |
Afbreking | uit·hak·ken |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) hak uit | (ik) hakte uit |
(jij) hakt uit | (jij) hakte uit |
(hij) hakt uit | (hij) hakte uit |
(wij) hakken uit | (wij) hakten uit |
(jullie) hakken uit | (jullie) hakten uit |
(gij) hakt uit | (gij) haktet uit |
(zij) hakken uit | (zij) hakten uit |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) uithakke | (dat ik) uithakte |
(dat jij) uithakke | (dat jij) uithakte |
(dat hij) uithakke | (dat hij) uithakte |
(dat wij) uithakken | (dat wij) uithakten |
(dat jullie) uithakken | (dat jullie) uithakten |
(dat gij) uithakket | (dat gij) uithaktet |
(dat zij) uithakken | (dat zij) uithakten |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
hak uit | hakt uit |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
uithakkend, uithakkende | (hebben) uitgehakt |
Duits | heraushacken; heraushauen |
---|---|
Esperanto | elhaki |