Informatie over het woord bitterheid (Nederlands → Esperanto: amareco)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈbɪtərɦɛi̯t/
Afbrekingbit·ter·heid
Geslachtvrouwelijk

Voorbeelden van gebruik

Heer Ollie keek de heren na met grote bitterheid.
Vol bitterheid bukte hij zich en raapte een muntstuk op, dat in zijn richting was gerold.
Chingari’s stem verried zijn bitterheid.

Vertalingen

Engelsacrimony; bitterness
Esperantoamareco