Informatie over het woord ruisen (Nederlands → Esperanto: murmuri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrœy̯̯sə(n)/
Afbrekingrui·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ruis(ik) ruiste
(jij) ruist(jij) ruiste
(hij) ruist(hij) ruiste
(wij) ruisen(wij) ruisten
(jullie) ruisen(jullie) ruisten
(gij) ruist(gij) ruistet
(zij) ruisen(zij) ruisten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ruise(dat ik) ruiste
(dat jij) ruise(dat jij) ruiste
(dat hij) ruise(dat hij) ruiste
(dat wij) ruisen(dat wij) ruisten
(dat jullie) ruisen(dat jullie) ruisten
(dat gij) ruiset(dat gij) ruistet
(dat zij) ruisen(dat zij) ruisten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ruisend, ruisende(hebben) geruist

Voorbeelden van gebruik

De wind nam toe en ruiste door het bos.

Vertalingen

Esperantomurmuri