Informatie over het woord neerknallen (Nederlands → Esperanto: paffaligi)

Synoniemen: neerhalen, neerschieten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈneːrknɑlə(n)/
Afbrekingneer·knal·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) knal neer(ik) knalde neer
(jij) knalt neer(jij) knalde neer
(hij) knalt neer(hij) knalde neer
(wij) knallen neer(wij) knalden neer
(jullie) knallen neer(jullie) knalden neer
(gij) knalt neer(gij) knaldet neer
(zij) knallen neer(zij) knalden neer
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) neerknalle(dat ik) neerknalde
(dat jij) neerknalle(dat jij) neerknalde
(dat hij) neerknalle(dat hij) neerknalde
(dat wij) neerknallen(dat wij) neerknalden
(dat jullie) neerknallen(dat jullie) neerknalden
(dat gij) neerknallet(dat gij) neerknaldet
(dat zij) neerknallen(dat zij) neerknalden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knal neerknalt neer
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
neerknallend, neerknallende(hebben) neergeknald

Voorbeelden van gebruik

Knalt hen neer, jongens!

Vertalingen

Afrikaansafskiet
Engelsshoot; shoot down
Esperantopaffaligi