Informatie over het woord tellen (Nederlands → Esperanto: komputi)

Synoniem: meten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtɛlə(n)/
Afbrekingtel·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tel(ik) telde
(jij) telt(jij) telde
(hij) telt(hij) telde
(wij) tellen(wij) telden
(jullie) tellen(jullie) telden
(gij) telt(gij) teldet
(zij) tellen(zij) telden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) telle(dat ik) telde
(dat jij) telle(dat jij) telde
(dat hij) telle(dat hij) telde
(dat wij) tellen(dat wij) telden
(dat jullie) tellen(dat jullie) telden
(dat gij) tellet(dat gij) teldet
(dat zij) tellen(dat zij) telden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
teltelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
tellend, tellende(hebben) geteld

Vertalingen

Esperantokomputi