Informatie over het woord afborstelen (Nederlands → Esperanto: brosi)

Synoniemen: borstelen, schuieren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑvbɔrstələ(n)/
Afbrekingaf·bor·ste·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) borstel af(ik) borstelde af
(jij) borstelt af(jij) borstelde af
(hij) borstelt af(hij) borstelde af
(wij) borstelen af(wij) borstelden af
(jullie) borstelen af(jullie) borstelden af
(gij) borstelt af(gij) borsteldet af
(zij) borstelen af(zij) borstelden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afborstele(dat ik) afborstelde
(dat jij) afborstele(dat jij) afborstelde
(dat hij) afborstele(dat hij) afborstelde
(dat wij) afborstelen(dat wij) afborstelden
(dat jullie) afborstelen(dat jullie) afborstelden
(dat gij) afborstelet(dat gij) afborsteldet
(dat zij) afborstelen(dat zij) afborstelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
borstel afborstelt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afborstelend, afborstelende(hebben) afgeborstelde

Voorbeelden van gebruik

Hij borstelde nauwgezet zijn jas af voor hij die aantrok, en leek hierdoor helemaal in beslag genomen.

Vertalingen

Catalaansraspallar
Deensbørste
Duitsbürsten; ausbürsten; abbürsten; aufbürsten
Engelsbrush
Esperantobrosi
Italiaansspazzolare
Maleismenyikat
Papiamentsbròsh
Portugeesescovar
Spaanscepillar
Srananbosro
Tsjechischkartáčovat; vykartáčovat
Westerlauwers Friesboarstelje
Zweedsborsta