Informatie over het woord sauveren (Nederlands → Esperanto: protekti)

Synoniemen: behoeden, beschermen, bewaren, dekken, protegeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/soˈverə(n)/
Afbrekingsau·ve·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sauveer(ik) sauveerde
(jij) sauveert(jij) sauveerde
(hij) sauveert(hij) sauveerde
(wij) sauveren(wij) sauveerden
(jullie) sauveren(jullie) sauveerden
(gij) sauveert(gij) sauveerdet
(zij) sauveren(zij) sauveerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) sauvere(dat ik) sauveerde
(dat jij) sauvere(dat jij) sauveerde
(dat hij) sauvere(dat hij) sauveerde
(dat wij) sauveren(dat wij) sauveerden
(dat jullie) sauveren(dat jullie) sauveerden
(dat gij) sauveret(dat gij) sauveerdet
(dat zij) sauveren(dat zij) sauveerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sauveersauveert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sauverend, sauverende(hebben) gesauveerd

Voorbeelden van gebruik

Ze moet iemand sauveren.

Vertalingen

Catalaansprotegir
Deensbeskytte
Duitsbegünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen
Engelsprotect
Engels (Oudengels)mundbyrdan
Esperantoprotekti
Faeröerstaka sær av; verja
Finssuojella
Fransabriter; assurer; garantir; protéger
IJslandsvarða
Italiaansproteggere
Luxemburgsschützen
Nederduitsbeskarmen
Papiamentsprotehá
Portugeesproteger
Saterfriesbegunstigje; beschutsje; beskutsje; protektierje; skutsje
Spaansprotectar; proteger
Tsjechischhájit; chránit; ochraňovat
Westerlauwers Friesbeskermje; dekke
Zweedsbeskydda; freda; skydda; värja; värna