Synoniemen: innemen, bezetten, zich meester maken van
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) vermeester | (ik) vermeesterde |
(jij) vermeestert | (jij) vermeesterde |
(hij) vermeestert | (hij) vermeesterde |
(wij) vermeesteren | (wij) vermeesterden |
(jullie) vermeesteren | (jullie) vermeesterden |
(gij) vermeestert | (gij) vermeesterdet |
(zij) vermeesteren | (zij) vermeesterden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) vermeestere | (dat ik) vermeesterde |
(dat jij) vermeestere | (dat jij) vermeesterde |
(dat hij) vermeestere | (dat hij) vermeesterde |
(dat wij) vermeesteren | (dat wij) vermeesterden |
(dat jullie) vermeesteren | (dat jullie) vermeesterden |
(dat gij) vermeesteret | (dat gij) vermeesterdet |
(dat zij) vermeesteren | (dat zij) vermeesterden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
vermeester | vermeestert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
vermeesterend, vermeesterende | (hebben) vermeesterd |