Informatie over het woord voorbijschieten (Nederlands → Esperanto: preterrapidegi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vorˈbɛi̯sxitə(n)/
Afbrekingvoor·bij·schie·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schiet voorbij(ik) schoot voorbij
(jij) schiet voorbij(jij) schoot voorbij
(hij) schiet voorbij(hij) schoot voorbij
(wij) schieten voorbij(wij) schoten voorbij
(jullie) schieten voorbij(jullie) schoten voorbij
(gij) schiet voorbij(gij) schoot voorbij
(zij) schieten voorbij(zij) schoten voorbij
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) voorbijschiete(dat ik) voorbijschote
(dat jij) voorbijschiete(dat jij) voorbijschote
(dat hij) voorbijschiete(dat hij) voorbijschote
(dat wij) voorbijschieten(dat wij) voorbijschoten
(dat jullie) voorbijschieten(dat jullie) voorbijschoten
(dat gij) voorbijschietet(dat gij) voorbijschotet
(dat zij) voorbijschieten(dat zij) voorbijschoten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schiet voorbijschiet voorbij
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
voorbijschietend, voorbijschietende(zijn) voorbijgeschoten

Voorbeelden van gebruik

Hij hoorde Gandalf zachtjes in zichzelf zingen en kleine fragmenten poëzie in vele talen opzeggen terwijl de mijlen onder hen voorbijschoten.
In de gang bleef Simon een ogenblik staan, terwijl hij naar het duistere, voorbijschietende landschap staarde.

Vertalingen

Esperantopreterrapidegi