Informatie over het woord bijvoeren (Nederlands → Esperanto: kromnutri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɛi̯vuːrə(n)/
Afbrekingbij·voe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) voer bij(ik) voerde bij
(jij) voert bij(jij) voerde bij
(hij) voert bij(hij) voerde bij
(wij) voeren bij(wij) voerden bij
(jullie) voeren bij(jullie) voerden bij
(gij) voert bij(gij) voerdet bij
(zij) voeren bij(zij) voerden bij
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bijvoere(dat ik) bijvoerde
(dat jij) bijvoere(dat jij) bijvoerde
(dat hij) bijvoere(dat hij) bijvoerde
(dat wij) bijvoeren(dat wij) bijvoerden
(dat jullie) bijvoeren(dat jullie) bijvoerden
(dat gij) bijvoeret(dat gij) bijvoerdet
(dat zij) bijvoeren(dat zij) bijvoerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
voer bijvoert bij
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bijvoerend, bijvoerende(hebben) bijgevoerd

Voorbeelden van gebruik

Als er in de winter voedselgebrek dreigt, worden ze bijgevoerd.

Vertalingen

Esperantokromnutri