Synoniem: bijeenrijven
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /bɛi̯ˈjenɦɑrkə(n)/ |
Afbreking | bij·een·har·ken |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) hark bijeen | (ik) harkte bijeen |
(jij) harkt bijeen | (jij) harkte bijeen |
(hij) harkt bijeen | (hij) harkte bijeen |
(wij) harken bijeen | (wij) harkten bijeen |
(jullie) harken bijeen | (jullie) harkten bijeen |
(gij) harkt bijeen | (gij) harktet bijeen |
(zij) harken bijeen | (zij) harkten bijeen |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) bijeenharke | (dat ik) bijeenharkte |
(dat jij) bijeenharke | (dat jij) bijeenharkte |
(dat hij) bijeenharke | (dat hij) bijeenharkte |
(dat wij) bijeenharken | (dat wij) bijeenharkten |
(dat jullie) bijeenharken | (dat jullie) bijeenharkten |
(dat gij) bijeenharket | (dat gij) bijeenharktet |
(dat zij) bijeenharken | (dat zij) bijeenharkten |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
hark bijeen | harkt bijeen |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
bijeenharkend, bijeenharkende | (hebben) bijeengeharkt |
Esperanto | kunrasti |
---|