Informatie over het woord versoepelen (Nederlands → Esperanto: malrigidigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈsupələ(n)/
Afbrekingver·soe·pe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) versoepel(ik) versoepelde
(jij) versoepelt(jij) versoepelde
(hij) versoepelt(hij) versoepelde
(wij) versoepelen(wij) versoepelden
(jullie) versoepelen(jullie) versoepelden
(gij) versoepelt(gij) versoepeldet
(zij) versoepelen(zij) versoepelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) versoepele(dat ik) versoepelde
(dat jij) versoepele(dat jij) versoepelde
(dat hij) versoepele(dat hij) versoepelde
(dat wij) versoepelen(dat wij) versoepelden
(dat jullie) versoepelen(dat jullie) versoepelden
(dat gij) versoepelet(dat gij) versoepeldet
(dat zij) versoepelen(dat zij) versoepelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
versoepelversoepelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
versoepelend, versoepelende(hebben) versoepeld

Vertalingen

Esperantomalrigidigi