Informatie over het woord zich ontschepen (Nederlands → Esperanto: elŝipiĝi)

Synoniem: van boord gaan

Woordsoortwederkerend werkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ontscheep mij(ik) ontscheepte mij
(jij) ontscheept je(jij) ontscheepte je
(hij) ontscheept zich(hij) ontscheepte zich
(wij) ontschepen ons(wij) ontscheepten ons
(jullie) ontschepen ons(jullie) ontscheepten ons
(gij) ontscheept u(gij) ontscheeptet u
(zij) ontschepen zich(zij) ontscheepten zich
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) mij ontschepe(dat ik) mij ontscheepte
(dat jij) je ontschepe(dat jij) je ontscheepte
(dat hij) zich ontschepe(dat hij) zich ontscheepte
(dat wij) ons ontschepen(dat wij) ons ontscheepten
(dat jullie) ons ontschepen(dat jullie) ons ontscheepten
(dat gij) u ontschepet(dat gij) u ontscheeptet
(dat zij) zich ontschepen(dat zij) zich ontscheepten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontscheep jeontscheept je
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zich ontschepend, zich ontschepende(hebben) zich ontscheept

Voorbeelden van gebruik

Om één uur liet de Rangoon het anker vallen en ontscheepten de passagiers zich.
Met een klein gevolg ontscheepten Aillas en Dhrun zich.
Op 31 oktober om tien uur ’s morgens ontscheepte deze geweldige mensenmassa zich op de kaden van Tampa Town.