Informatie over het woord afslechten (Nederlands → Esperanto: ebeniĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfslɛxtə(n)/
Afbrekingaf·slech·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) afslecht(hij) afslechtte
(zij) afslechten(zij) afslechtten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) afslechte(dat hij) afslechtte
(dat zij) afslechten(dat zij) afslechtten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afslechtend, afslechtende(zijn) afgeslecht

Voorbeelden van gebruik

In de namiddag ging de wind liggen, de hemel werd weer helder en de zee slechtte opvallend vlug af.

Vertalingen

Engelsflatten
Esperantoebeniĝi