Informatie over het woord inscheren (Nederlands → Esperanto: rivi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪnsxerə(n)/
Afbrekingin·sche·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) scheer in(ik) schoor in
(jij) scheert in(jij) schoor in
(hij) scheert in(hij) schoor in
(wij) scheren in(wij) schoren in
(jullie) scheren in(jullie) schoren in
(gij) scheert in(gij) schoort in
(zij) scheren in(zij) schoren in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) inschere(dat ik) inschore
(dat jij) inschere(dat jij) inschore
(dat hij) inschere(dat hij) inschore
(dat wij) inscheren(dat wij) inschoren
(dat jullie) inscheren(dat jullie) inschoren
(dat gij) inscheret(dat gij) inschoret
(dat zij) inscheren(dat zij) inschoren
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
scheer inscheert in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
inscherend, inscherende(hebben) ingeschoren

Vertalingen

Engelsreeve
Esperantorivi