Informatie over het woord garage (Nederlands → Esperanto: aŭtomobilejo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ɣaˈrazjə/
Afbrekingga·ra·ge
Geslachtvrouwelijk
Meervoudgarages

Voorbeelden van gebruik

Het vuur ontstond rond 9 uur ’s avonds in de garage.
De volgende dag huurden we een kleine garage in Wiesbaden.
Maar heer Bommel opende de deuren van de garage zonder aandacht aan de waarschuwing te geven en nam plaats achter het stuur van de Oude Schicht.
Hij was niet verbaasd hem de garage in te zien rijden.
U wilt een garage bouwen?

Vertalingen

Esperantoaŭtomobilejo; aŭtejo; aŭtoremizo; garaĝo