Informatie over het woord uitzetten (Nederlands → Esperanto: evikcii el)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tsɛtə(n)/
Afbrekinguit·zet·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zet uit(ik) zette uit
(jij) zet uit(jij) zette uit
(hij) zet uit(hij) zette uit
(wij) zetten uit(wij) zetten uit
(jullie) zetten uit(jullie) zetten uit
(gij) zet uit(gij) zettet uit
(zij) zetten uit(zij) zetten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitzette(dat ik) uitzette
(dat jij) uitzette(dat jij) uitzette
(dat hij) uitzette(dat hij) uitzette
(dat wij) uitzetten(dat wij) uitzetten
(dat jullie) uitzetten(dat jullie) uitzetten
(dat gij) uitzettet(dat gij) uitzettet
(dat zij) uitzetten(dat zij) uitzetten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zet uitzet uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitzettend, uitzettende(hebben) uitgezet

Voorbeelden van gebruik

Deze edelman was zelfs zo brutaal om mijn grote meester het land uit te zetten!
De man was kwaad omdat hij donderdag zijn huis uit zou worden gezet, zo meldde de politie donderdag.

Vertalingen

Esperantoevikcii el