Informatie over het woord duelleren (Nederlands → Esperanto: dueli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/dyʋɛˈlerə(n)/
Afbrekingdu·el·le·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) duelleer(ik) duelleerde
(jij) duelleert(jij) duelleerde
(hij) duelleert(hij) duelleerde
(wij) duelleren(wij) duelleerden
(jullie) duelleren(jullie) duelleerden
(gij) duelleert(gij) duelleerdet
(zij) duelleren(zij) duelleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) duellere(dat ik) duelleerde
(dat jij) duellere(dat jij) duelleerde
(dat hij) duellere(dat hij) duelleerde
(dat wij) duelleren(dat wij) duelleerden
(dat jullie) duelleren(dat jullie) duelleerden
(dat gij) duelleret(dat gij) duelleerdet
(dat zij) duelleren(dat zij) duelleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
duelleerduelleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
duellerend, duellerende(hebben) geduelleerd

Vertalingen

Duitssich duellieren; einen Zweikampf ausfechten; duellieren
Engelsduel
Esperantodueli
Italiaansduellare
Portugeesbater‐se em duelo; duelar