Informatie over het woord ratelen (Nederlands → Esperanto: knari)

Synoniemen: knarsen, knerpen, knersen, kraken, krassen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈratələ(n)/
Afbrekingra·te·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ratel(ik) ratelde
(jij) ratelt(jij) ratelde
(hij) ratelt(hij) ratelde
(wij) ratelen(wij) ratelden
(jullie) ratelen(jullie) ratelden
(gij) ratelt(gij) rateldet
(zij) ratelen(zij) ratelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ratele(dat ik) ratelde
(dat jij) ratele(dat jij) ratelde
(dat hij) ratele(dat hij) ratelde
(dat wij) ratelen(dat wij) ratelden
(dat jullie) ratelen(dat jullie) ratelden
(dat gij) ratelet(dat gij) rateldet
(dat zij) ratelen(dat zij) ratelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ratelratelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ratelend, ratelende(hebben) gerateld

Voorbeelden van gebruik

Terwijl ik voortreed, hoorde ik iets ratelen op de rotsen links van me.

Vertalingen

Afrikaansratel
Catalaansgrinyolar
Duitsknarren; quietschen; knirschen
Engelscreak; grate; squeak
Esperantoknari
Faeröersskróva
Finsnarista
Fransgrincer
Saterfriesgnoarje; knaapje
Spaanschirriar
Tsjechischskřípat; vrzat