Synoniemen: broeder, verpleegkundige, verpleger, ziekenverpleger
Woordsoort | zelfstandig naamwoord |
---|
Uitspraak | /ˈzikə(m)brudər/ |
---|
Afbreking | zie·ken·broe·der |
---|
Geslacht | manlijk |
---|
Meervoud | ziekenbroeders |
---|
Haastig had hij zich op deze taak voorbereid, en voor de zekerheid had hij de geschoolde ziekenbroeder Carolus Kwak meegenomen.
Hij was echter nog niet ver gekomen, toen hij een verontruste ziekenbroeder tegenkwam.
Terwijl Haag de duisternis in vluchtte, legden ziekenbroeders Nick op een brancard.
En tot verbazing van Tom Poes stortten de ziekenbroeders zich eensgezind op de arts en droegen hem hevig tegenstribbelend de zaal uit.