Informatie over het woord mokken (Nederlands → Esperanto: silenti malkontente)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmɔkə(n)/
Afbrekingmok·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) mok(ik) mokte
(jij) mokt(jij) mokte
(hij) mokt(hij) mokte
(wij) mokken(wij) mokten
(jullie) mokken(jullie) mokten
(gij) mokt(gij) moktet
(zij) mokken(zij) mokten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) mokke(dat ik) mokte
(dat jij) mokke(dat jij) mokte
(dat hij) mokke(dat hij) mokte
(dat wij) mokken(dat wij) mokten
(dat jullie) mokken(dat jullie) mokten
(dat gij) mokket(dat gij) moktet
(dat zij) mokken(dat zij) mokten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
mokmokt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
mokkend, mokkende(hebben) gemokt

Voorbeelden van gebruik

Mokkend liep Cugel terug naar zijn zitplaats.
Niemand mokte in de rij.
Laat hem maar mokken en zijn mond houden, dat is weer eens wat nieuws.
Zit je daar nog steeds te mokken omdat Doddeltje gisteren boos op je was?

Vertalingen

Esperantosilenti malkontente