Informatie over het woord frequenteren (Nederlands → Esperanto: frekventi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/frekʋɛntˈerə(n)/
Afbrekingfre·quen·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) frequenteer(ik) frequenteerde
(jij) frequenteert(jij) frequenteerde
(hij) frequenteert(hij) frequenteerde
(wij) frequenteren(wij) frequenteerden
(jullie) frequenteren(jullie) frequenteerden
(gij) frequenteert(gij) frequenteerdet
(zij) frequenteren(zij) frequenteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) frequentere(dat ik) frequenteerde
(dat jij) frequentere(dat jij) frequenteerde
(dat hij) frequentere(dat hij) frequenteerde
(dat wij) frequenteren(dat wij) frequenteerden
(dat jullie) frequenteren(dat jullie) frequenteerden
(dat gij) frequenteret(dat gij) frequenteerdet
(dat zij) frequenteren(dat zij) frequenteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
frequenteerfrequenteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
frequenterend, frequenterende(hebben) gefrequenteerd

Vertalingen

Esperantofrekventi