Informatie over het woord blikkeren (Nederlands → Esperanto: scintili)

Synoniemen: flikkeren, fonkelen, twinkelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈblɪkərə(n)/
Afbrekingblik·ke·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) blikkert(hij) blikkerde
(zij) blikkeren(zij) blikkerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) blikkere(dat hij) blikkerde
(dat zij) blikkeren(dat zij) blikkerden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
blikkerend, blikkerende(hebben) geblikkerd

Voorbeelden van gebruik

Hij trok een blikkerende dolk te voorschijn.

Vertalingen

Esperantoscintili
Westerlauwers Friesblikkerje