Informatie over het woord ómhangen (Nederlands → Esperanto: ĉirkaŭpendigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔmˈɦɑŋə(n)/
Afbrekingom·han·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hang om(ik) hing om
(jij) hangt om(jij) hing om
(hij) hangt om(hij) hing om
(wij) hangen om(wij) hingen om
(jullie) hangen om(jullie) hingen om
(gij) hangt om(gij) hingt om
(zij) hangen om(zij) hingen om
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) omhange(dat ik) omhinge
(dat jij) omhange(dat jij) omhinge
(dat hij) omhange(dat hij) omhinge
(dat wij) omhangen(dat wij) omhingen
(dat jullie) omhangen(dat jullie) omhingen
(dat gij) omhanget(dat gij) omhinget
(dat zij) omhangen(dat zij) omhingen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hang omhangt om
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
omhangend, omhangende(hebben) omgehangen