Informatie over het woord savoureren (Nederlands → Esperanto: ĝui)

Synoniemen: genieten, genieten van, zich verlustigen in

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/savuˈrerə(n)/
Afbrekingsa·vou·re·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) savoureer(ik) savoureerde
(jij) savoureert(jij) savoureerde
(hij) savoureert(hij) savoureerde
(wij) savoureren(wij) savoureerden
(jullie) savoureren(jullie) savoureerden
(gij) savoureert(gij) savoureerdet
(zij) savoureren(zij) savoureerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) savourere(dat ik) savoureerde
(dat jij) savourere(dat jij) savoureerde
(dat hij) savourere(dat hij) savoureerde
(dat wij) savoureren(dat wij) savoureerden
(dat jullie) savoureren(dat jullie) savoureerden
(dat gij) savoureret(dat gij) savoureerdet
(dat zij) savoureren(dat zij) savoureerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
savoureersavoureert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
savourerend, savourerende(hebben) gesavoureerd

Voorbeelden van gebruik

Haar man rookt zwijgend en heeft het jachtverhaal kennelijk bijzonder gesavoureerd.
Op de Ross hebben we menige walvisbiefstuk gesavoureerd.

Vertalingen

Afrikaansgeniet
Deensnyde
Duitsgenießen; auskosten; sich erfreuen an
Engelsdelight in; enjoy
Esperantoĝui
Faeröersnjóta
Finsnauttia
Fransjouir; jouir de
Maleisnikmat
Papiamentsdjòdjò; gosa
Portugeesdesfrutar; fruir; gozar
Saterfriesgenäite; genjoote; sik fraue an; sik fraue uur
Spaansgozar
Westerlauwers Friesgeniete