Synoniemen: scheiden, uiteengaan, zich verspreiden
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(wij) gaan vaneen | (wij) gingen vaneen |
(jullie) gaan vaneen | (jullie) gingen vaneen |
(gij) gaat vaneen | (gij) gingt vaneen |
(zij) gaan vaneen | (zij) gingen vaneen |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat wij) vaneengaan | (dat wij) vaneengingen |
(dat jullie) vaneengaan | (dat jullie) vaneengingen |
(dat gij) vaneengaat | (dat gij) vaneenginget |
(dat zij) vaneengaan | (dat zij) vaneengingen |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
ga vaneen | gaat vaneen |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
vaneengaand, vaneengaande | (zijn) vaneengegaan |