Informatie over het woord zeuren (Nederlands → Esperanto: insistadi tede)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzørə(n)/
Afbrekingzeu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zeur(ik) zeurde
(jij) zeurt(jij) zeurde
(hij) zeurt(hij) zeurde
(wij) zeuren(wij) zeurden
(jullie) zeuren(jullie) zeurden
(gij) zeurt(gij) zeurdet
(zij) zeuren(zij) zeurden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zeure(dat ik) zeurde
(dat jij) zeure(dat jij) zeurde
(dat hij) zeure(dat hij) zeurde
(dat wij) zeuren(dat wij) zeurden
(dat jullie) zeuren(dat jullie) zeurden
(dat gij) zeuret(dat gij) zeurdet
(dat zij) zeuren(dat zij) zeurden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zeurzeurt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zeurend, zeurende(hebben) gezeurd

Voorbeelden van gebruik

En net zolang zeurde hij tot het telegram verzonden werd waarvan wij al gesproken hebben.

Vertalingen

Engelsnag
Esperantoinsistadi tede