Informatie over het woord diplomeren (Nederlands → Esperanto: diplomi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/diploˈmerə(n)/
Afbrekingdi·plo·me·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) diplomeer(ik) diplomeerde
(jij) diplomeert(jij) diplomeerde
(hij) diplomeert(hij) diplomeerde
(wij) diplomeren(wij) diplomeerden
(jullie) diplomeren(jullie) diplomeerden
(gij) diplomeert(gij) diplomeerdet
(zij) diplomeren(zij) diplomeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) diplomere(dat ik) diplomeerde
(dat jij) diplomere(dat jij) diplomeerde
(dat hij) diplomere(dat hij) diplomeerde
(dat wij) diplomeren(dat wij) diplomeerden
(dat jullie) diplomeren(dat jullie) diplomeerden
(dat gij) diplomeret(dat gij) diplomeerdet
(dat zij) diplomeren(dat zij) diplomeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
diplomeerdiplomeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
diplomerend, diplomerende(hebben) gediplomeerd

Vertalingen

Duitsdiplomieren; ein Dimplom erteilen
Engelscertify
Esperantodiplomi
Portugeesconferir diploma; diplomar
Westerlauwers Friesdiplomearje