Informatie over het woord inhalen (Nederlands → Esperanto: devanci)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪnɦalə(n)/
Afbrekingin·ha·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) haal in(ik) haalde in
(jij) haalt in(jij) haalde in
(hij) haalt in(hij) haalde in
(wij) halen in(wij) haalden in
(jullie) halen in(jullie) haalden in
(gij) haalt in(gij) haaldet in
(zij) halen in(zij) haalden in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) inhale(dat ik) ìnhaalde
(dat jij) inhale(dat jij) ìnhaalde
(dat hij) inhale(dat hij) ìnhaalde
(dat wij) inhalen(dat wij) ìnhaalden
(dat jullie) inhalen(dat jullie) ìnhaalden
(dat gij) inhalet(dat gij) ìnhaaldet
(dat zij) inhalen(dat zij) ìnhaalden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
haal inhaalt in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
inhalend, inhalende(hebben) ingehaald

Voorbeelden van gebruik

Het bureau verwacht dat China in 2020 de Verenigde Staten zal inhalen als ’s werelds grootste economie.

Vertalingen

Deenspassere
Duitsüberholen
Engelsoverhaul; overtake; pass
Esperantodevanci
Faeröersganga á odda; ganga fremstur
Portugeesavaçar
Roemeensdepăși; devansa; întrece
Spaansadelantar
Tsjechischpředběhnout; předhonit; předjet; předstihnout