Informatie over het woord afwentelen (Nederlands → Esperanto: deruliĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfʋɛntələ(n)/
Afbrekingaf·wen·te·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) wentelt af(hij) wentelde af
(zij) wentelen af(zij) wentelden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) afwentele(dat hij) afwentelde
(dat zij) afwentelen(dat zij) afwentelden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afwentelend, afwentelende(zijn) afgewenteld

Vertalingen

Engelsroll off
Esperantoderuliĝi