Informatie over het woord reisgenoot (Nederlands → Esperanto: vojaĝkunulo)

Synoniemen: reisgezel, tochtgenoot

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈrɛi̯sxənot/
Afbrekingreis·ge·noot
Geslachtmanlijk
Meervoudreisgenoten

Voorbeelden van gebruik

Mijn reisgenoot, die mij aan hem had voorgesteld, was daarvan niet op de hoogte geweest.
„Het is een krankzinnigengesticht”, zei een onzer reisgenoten.

Vertalingen

Esperantovojaĝkunulo