Informatie over het woord afkoken (Nederlands → Esperanto: dekokti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑkkokə(n)/
Afbrekingaf·ko·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kook af(ik) kookte af
(jij) kookt af(jij) kookte af
(hij) kookt af(hij) kookte af
(wij) koken af(wij) kookten af
(jullie) koken af(jullie) kookten af
(gij) kookt af(gij) kooktet af
(zij) koken af(zij) kookten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afkoke(dat ik) afkookte
(dat jij) afkoke(dat jij) afkookte
(dat hij) afkoke(dat hij) afkookte
(dat wij) afkoken(dat wij) afkookten
(dat jullie) afkoken(dat jullie) afkookten
(dat gij) afkoket(dat gij) afkooktet
(dat zij) afkoken(dat zij) afkookten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kook afkookt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afkokend, afkokende(hebben) afgekookt

Vertalingen

Duitsabkochen; auskochen; absieden
Engelsdecoct
Esperantodekokti
Portugeesfazer decocção de