Synoniemen: duivelskunstenaar, heksenmeester, tjsoener, toveraar
Woordsoort | zelfstandig naamwoord |
---|
Uitspraak | /ˈtovənaːr/ |
---|
Afbreking | to·ve·naar |
---|
Geslacht | manlijk |
---|
Meervoud | tovenaars |
---|
Ik wil de dood van de tovenaar.
Kort na het vertrek van de donkere tovenaar kreeg ze barensweeën.
Maar ik ben geen tovenaar, man!
Wij zijn geen tovenaars.
Toen ik in mijn tuin aan het wandelen was, ben ik aangevallen en ontvoerd door den tovenaar Hocus Pas.
Er schijnt niemand te zijn die de ernst van de toestand inziet en de commissaris gelooft niet eens dat alles de schuld is van die tovenaar!